Een vakantie brengt rust, herinneringen, ervaringen. Maar ook heel wat nieuwe inspiratie. Ik deel met jullie graag de gedachten die me bijblijven na zeven dagen ‘Semaine Familiale’. Het zijn mijn souvenirs die ik ook meeneem naar de onderhandelingstafel.
Leeswaarschuwing: je bent er even zoet mee.
1. Politici moeten zichzelf wat minder serieus nemen
Dit eerste inzicht klinkt misschien wat onverwacht uit mijn mond, aangezien ik mijn politieke missie uitermate ernstig neem. Mijn perfectionisme is intussen bijna berucht. Toch denk ik dat het klopt. Tijdens vakanties met minder nieuws en kranten kom je al snel in een wereld waar de politiek ver weg is. Na maanden zeer intensief campagnevoeren en onderhandelen, kan dat voor politici een ontnuchterend besef zijn: de zon draait niet rond ons. Er is een wereld die niet maalt om onze meningen, die zichzelf prima draaiende houdt. Die er zonder meer vanuit gaat dat politici gewoon hun job moeten doen, zonder te veel met zichzelf bezig te zijn. Het is een les in nederigheid die eeuwig herhaald zou mogen worden, tot ze bij iedereen doordrongen is: de overheid is ontzettend belangrijk om bepaalde kerntaken te vervullen, maar verder moet ze zich terughoudend opstellen. Ze moet niet elk detail van ons leven willen regelen of overnemen.
De overheid moet zich gedragen als liefdevolle ouders van volwassen mensen: afwachten, bijsturen en stimuleren. En niet als een bemoeizuchtige schoonmoeder, controlerend en volgens het adagium ‘wat ik zelf doe, doe ik beter’. Burgers zijn geen klanten van de overheid; de overheid moet mensen stimuleren en kansen geven. Burgers zijn ook geen kleine kinderen, die niet weten wat goed voor hen is. De overheid heeft enkel tot doel om het samenleven tussen mensen te faciliteren, niet per se in elk detail te organiseren. Niet alles moet of mag overheidsgestuurd worden.
Wanneer dat wel gebeurt, ligt daaraan een fundamenteel gebrek aan vertrouwen ten grondslag. Dat brengt me tot mijn volgende inzichten.
2. We moeten tegendraads meer vertrouwen geven
Deze zomer trokken alweer tienduizenden kinderen op kamp met de jeugdbeweging. Dat is prachtig. Je kind meegeven met jonge, onervaren leiding is de ultieme oefening in loslaten. Het betekent vertrouwen geven aan jongeren die op voorhand nog niet 100% bewezen hebben dat ze dat waard zijn… maar je daar achteraf 200% voor belonen. Als ouders het durven met hun kinderen, dan moet de overheid het ook durven met haar burgers. Dat is niet eenvoudig in tijden van angst of onzekerheid, waarbij het verlangen groeit om alles te willen regelen. Maar door tegendraads meer vertrouwen te geven, vergroten we de weerbaarheid van mensen. Er was nog nooit zoveel wantrouwen in de overheid en in de politiek, maar omgekeerd zijn er ook nog nooit zoveel verwachtingen ten aanzien van diezelfde overheid gecreëerd. Dat kan alleen maar in teleurstellingen resulteren.
Als politica heb ik soms het gevoel te moeten tegenzwemmen in een draaikolk naar steeds meer controle. Een draaikolk van structureel gemaakt wantrouwen tegenover leerkrachten, ondernemers, ouders, jongeren, mensen met allochtone achtergrond, enzovoort, vanuit een zogezegd streven naar nationaliteit, kwaliteit of veiligheid. Laat ons liever vertrekken vanuit een wereldbeeld dat uitgaat van wat mensen kunnen en zullen, als ze vertrouwen krijgen. Als ik zelf mijn grootste leermomenten overloop, waren dat er allemaal waarbij ik veel vertrouwen heb ervaren, van mijn ouders, van leerkrachten, van bazen en leiders. Vertrouwen is bovendien efficiënter én goedkoper dan alles in regels gieten en controleren. Wie buiten de lijntjes kleurt, moet daarmee stoppen, maar binnen de lijntjes is vertrouwen de beste investering. On est plus souvent dupé par la méfiance, que par la confiance.
3. Geloof in wat mensen samen kunnen
Burgers kunnen niet alles zelf regelen, maar samen kunnen ze véél. Sommige partijen gaan prat op een verleden (en willen ernaar terug) dat Vlaanderen groot heeft gemaakt. Maar tegelijk proberen ze net datgene onderuit te halen waaraan we ons succes te danken hebben, namelijk een sterk middenveld.
Dat middenveld (société civile) mag je breed opvatten, veel verder dan de klassieke invulling en organisaties. Het gaat om mensen die zich verenigen en die daartoe de vrijheid hebben en vertrouwen krijgen van de overheid. Het middenveld behoedt ons voor een staat die micromanager speelt, omdat de overheid nu eenmaal niet met elke burger individueel kan overleggen. De samenleving zorgt ervoor dat mensen elkaar kunnen ontmoeten, elkaar kunnen versterken en kunnen zorgen voor elkaar. Het is het warme web tussen mensen dat groeit uit engagement en overtuiging, iets wat je niet kan verwachten van koude of ontzielde neutrale bureaucratie. Het is ook vanuit die gemeenschap dat er opnieuw vertrouwen in elkaar en in de overheid kan groeien. Voor een samenleving waarbij mensen individueel vanachter een scherm in de eerste plaats consument zijn, en contacten met de Ander beperkt zijn tot het hoogstnoodzakelijke, pas ik. Doe mij maar Samen.
De sterkte van het middenveld zit in zijn menselijkheid en flexibiliteit. Het mag niet de neutraliteit en strakheid hebben van de instellingen die het aanvult, en dus ook niet blind blijven vechten voor concepten of structuren die achterhaald zijn. Het middenveld moet zichzelf permanent heruitvinden, want zeker in onzekere tijden hebben we het meer dan ooit nodig. Het is niet een omvangrijke overheid die mensen gelukkig maakt, maar de waardevolle contacten met anderen, en zeker de verenigde andere, want die is de sterkste van allemaal.
4. Vertrouw mensen die niet beantwoorden aan onze definitie van succes
Niet iedereen associeert een boottocht op de Middellandse Zee met een ontspannen vakantie. Niet iedereen kan überhaupt van het leven, laat staan van een vakantie genieten. Arm zijn, ziek zijn, oud zijn of moeten vluchten voor oorlog is geen schande of iets om je voor te schamen. En het is al zeker geen keuze. Rancune tegenover mensen die soms moeilijker mee kunnen, is misplaatst.
Het moet een algemene en breed gedragen regel zijn dat we ons systeem resoluut beschermen tegen misbruik. Het mag nooit een regel zijn die we alleen in de context van armen, zieken, werklozen of migranten in de mond nemen. Zoals de filosoof Paul Ricoeur ooit zei: mensen kunnen alleen een politieke gemeenschap vormen als ze elkaar een “voorschot van vertrouwen” geven.
Wie regels overtreedt, moet erop worden aangesproken, maar verder willen wij mensen vooral vleugels geven. Zeker als ze in het verleden fouten of verkeerde keuzes hebben gemaakt. Onze mate van beschaving lees je af aan de manier waarop we omgaan met mensen die het moeilijk hebben. Je kan pas van een sterke samenleving spreken, als je er ook in slaagt om mensen die het moeilijk hebben terug in hun kracht te zetten. Hen niet te zien als problemen, maar als onbenut menselijk kapitaal. Daar plukt uiteindelijk de hele samenleving vruchten van.
5. Investeer in een hechte gemeenschap
Thuiskomen na een mooie vakantie: het geeft altijd een dubbel gevoel. Maar voor wie geen plek heeft om thuis te komen, heerst maar één gevoel. Wie kijkt naar de vervreemding en uitsluiting in onze samenleving, kan alleen maar concluderen dat onze hechte gemeenschap vandaag nog geen algeheel succes is. Met nefaste gevolgen: criminaliteit, vandalisme, asociaal en frauduleus gedrag (om van eenzaamheid en depressie nog te zwijgen).
Een natuurlijke en begrijpelijke reactie op overlast en onveiligheid is meer repressie. Hardere en langere straffen, hogere boetes, strenger beleid. En als remedie is dat inderdaad vaak nodig. Drugsdealers gaan geen doetjes worden door ze met zachte hand te bejegenen. Maar enkel kijken naar die oplossing is niet duurzaam – het is zelfs geen echte oplossing, enkel een tussenstap. Wil je nieuwe generaties drugsdealers vermijden, dan moet je een sterkere gemeenschap opbouwen. Met minder cipiers en meer leerkrachten. Investeer in opvoeding, onderwijs en burgerschap, en haal je rendement in veiligheid. Wie zich ergens thuis voelt, zal sneller zorg dragen voor die thuis.
De veiligste samenleving is niet degene die alle criminelen achter slot en grendel steekt. De veiligste samenleving is degene die zorgt dat er geen criminaliteit ontstaat.
6. Bewijs als overheid eerst zelf dat je het vertrouwen waard bent
De vorige inzichten gingen steeds over vertrouwen hebben in de burger, in mensen die het moeilijk hebben, en in het middenveld. Maar als we de mond vol hebben van vertrouwen, moeten we natuurlijk als overheid zelf ook bewijzen dat we het vertrouwen van de burger waard zijn.
Je kan van mensen geen belastinggeld vragen als je vervolgens niet doordacht en spaarzaam omgaat met dat publiek geld. Je kan niet repressief zijn tegenover mensen die langdurig ziek zijn, als je er zelf niet in slaagt je verplichtingen na te komen tegenover mensen die ziek worden van hun werk, die met twee jobs ook nog een gezin proberen draaiende te houden, en daarbij moeten vechten voor een plekje in de kinderopvang. Je kan niet verwachten dat de kwaliteit van ons onderwijs stijgt en alle hokjes worden afgetikt als je leerkrachten aan de leiband legt van een anonieme overheid, als ze de voetveeg van ouders worden, als hun ervaring het zwijgen opgelegd wordt en ze enkel nog mogen uitvoeren. Je hebt als overheid de verplichting om niet kwistig geld uit te geven op rekening van de volgende generaties. Je moet als overheid je kerntaken kwaliteitsvol en toekomst gericht opnemen.
Onze verzorgingsstaat geeft veel, maar vraagt ook veel. Ze moet dus rechtvaardig zijn in twee richtingen. Niet alleen moet de overheid burgers vertrouwen geven, ze moet ook zelf bewijzen hun vertrouwen waard te zijn. Anders ben je niet streng en rechtvaardig, maar enkel streng. En daar is nog nooit meer vertrouwen uit gegroeid.
7. We hebben meer Remco-en-Wout-, maar ook Nafi-en-Noor-en-Bashir-momenten nodig
Er waren deze zomer veel momenten om trots te zijn op de sportieve prestaties van ons land, maar één van de hoogtepunten was ongetwijfeld het Remco-en-Wout-moment op het podium in Parijs. Iedereen herinnert zich de trots en ontroering die hij toen voelde. Een gevoel dat later nog eens herhaald werd door Nafi en Noor, door Bashir en door de vele andere atleten die ons met fierheid hebben vervuld. Je kan het niet eens zijn met de structuren, of veel willen veranderen, maar je toch identificeren met het land waarvan je inwoner bent. En dit vervolgens dan ook met respect bejegenen. Dat verwacht ik ook van de politici die ons land (willen) besturen.
Omgezet in politieke daden uit zich dit in samenwerkingsfederalisme. Dat is constructiever, positiever én in overeenstemming met de grondwet – wat je bijvoorbeeld niet kan zeggen van extralegale oplossingen. Afbreken of saboteren is geen voorbeeldgedrag. In zijn toespraak “De man in de Arena” zegt Theodore Roosevelt: ‘Het is niet de criticus die telt; niet degene die ons erop wijst waarom de sterke man struikelt, of wat de man van de daad beter had kunnen doen. De eer komt toe aan de man die daadwerkelijk in de arena staat, zijn gezicht besmeurd met stof, zweet en bloed; die zich kranig weert; die fouten maakt en keer op keer tekortschiet, omdat dat nu eenmaal onvermijdelijk is; die desondanks toch probeert iets te bereiken; die groot enthousiasme en grote toewijding kent; die zich helemaal geeft voor de goede zaak; die, als het meezit, uiteindelijk de triomf van een grootse verrichting proeft, en die, als het tegenzit en als hij faalt, in elk geval grote moed heeft getoond...’
Een betrokken inwoner van dit land zijn, is geen politieke daad. Je mag dromen van een unitaire of een confederale staat, het niet eens zijn met hoe het vandaag loopt, en toch elke dag je stinkende best doen om het te laten werken, met de structuren die vandaag bestaan tot ze veranderen. Dat is gewoon een kwestie van respect en beroepseer, en die staat voor mij boven elke ideologie.
8. Schrijf een verhaal
Dat brengt me bij mijn laatste vakantie-inzicht. Politici worden gestuurd door tientallen, honderden, duizenden meningen en opinies. Door tegenstrijdige ideologieën waartussen een compromis moet worden gezocht om vooruitgang mogelijk te maken. En toch… toch ontbreekt er nog een verhaal. En dan bedoel ik niet een partijverhaal, want die zijn er - zoals ik net aangaf - meer dan genoeg. Wat we missen, is een gedeeld project voor onze samenleving.
De uitspraak ‘no taxation without representation’ kennen we allemaal. Maar je kan van burgers geen inspanningen vragen (qua belastingen) en geen vertrouwen (in wie hen representeert) zonder dat je hen meeneemt in een begeesterend toekomstproject. Daarom pleit ik ook voor de idee van ‘no taxation without inspiration’. We moeten niet alleen vertrouwen hebben in wat mensen kunnen, in burgers, in het middenveld, in mensen die het moeilijk hebben; maar ook in onze toekomst. Net daarom moeten we mensen een nieuw project geven waarachter ze zich kunnen scharen. Zéker als we hen door moeilijke tijden willen loodsen, waarin we van iedereen “inspanningen” vragen. (Spoiler Alert: “De put van de vorige regering vullen”is niét inspirerend, dat is een afgezaagde plaat.)
Politici zijn geen techneuten die aan knopjes dragen en regeltjes zetten, die van A naar B gaan zonder te weten waar ze hun Z willen zetten. Of zo wil ik zelf althans niet aan politiek doen. Ook dat is een les die je leert als je wat afstand neemt . Als je buiten je eigen wereld komt, slaag je er veel makkelijker in de schoonheid, het unieke en het waardevolle te vinden. Allemaal zaken die ook in onze eigen samenleving bestaan.
Als we vanuit die houding verder onderhandelen over de toekomst van ons land, geloof ik dat we heel ver kunnen komen.
De vakantie zit er nu weliswaar op, toch breekt voor mij opnieuw een hoopvolle periode aan. Tijdens de onderhandelingsperiode zijn nog geen kaarten definitief geschud, nog geen posten toegewezen. Iedereen heeft dus een even groot belang in het vechten voor elk onderdeel, en het best mogelijke resultaat uit de brand te slepen. De onderhandelingsperiode is dan ook het ideale moment om dapper en rechtvaardig te zijn, en om de juiste beslissingen te nemen voor het algemeen belang.
En dat is waar het nu om zal draaien. Na een verkiezingscampagne die nooit echt leek te beginnen, omdat ze eigenlijk altijd al bezig was, moeten we afkicken van het narcisme van de kleine verschillen. Het zal voor iedereen moed vragen om uit zijn eigen overtuigingen en comfort te stappen, en te luisteren naar het wijze oordeel van anderen. Maar ook dat werd deze zomer bewezen: als Joe Biden het kon, dan moeten wij dat ook kunnen.
Ik trok naar de verkiezingen met een rugzak vol goede voornemens. Die zijn niet achtergebleven in het stemhokje, ze blijven verder borrelen en zich ontwikkelen, en ik neem ze mee naar de onderhandelingstafel, net als deze nieuwe inzichten.
Heb jij tijdens je vakantie ook gemijmerd over je leven en je loopbaan? Welke lessen zijn jou bijgebleven? Ik laat me graag door jullie inspireren.